Natuur, ondernemen en recreëren gaan goed samen. Met wat spelregels. OZHZ houdt daarop toezicht in de hele provincie en betrekt u daarbij.
Een sigaar met vleugels - dat is typisch een aalscholver in vlucht. Het zijn onmiskenbare vogels, mede door de lange snavel met haakpunt. Aalscholvers zijn koloniebroeders. Het menu bestaat uitsluitend uit vis. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden vormt paling slechts een zeer klein deel van het menu. Uit onderzoek is gebleken dat vooral brasem en pos worden gegeten. Commercieel gezien zijn deze vissoorten niet interessant en aalscholvers vormen dus niet of nauwelijks een bron van concurrentie met de binnenvisserij. Door vermeende concurrentie werden aalscholvers verguisd en afgeschilderd als visstropers. Nog altijd zijn aalscholvers niet erg geliefd bij de visvijvers die door hengelsportverenigingen worden onderhouden.
In tegenstelling tot vrijwel alle andere watervogels bevat het verenkleed van aalscholvers slechts zeer weinig vet. Daardoor is het niet waterdicht en wordt een duikende aalscholver drijfnat. Na een duik moet een aalscholver dus drogen. Dit doen ze door met half gespreide vleugels op een paal of in een boom te gaan zitten; een zeer markante houding.
Aalscholvers komen verspreid door grote delen van Europa voor. Vooral Denemarken, Noorwegen en Nederland herbergen een groot deel van de populatie.
Beken en meren, intergetijdenzone, kust, moeras, plassen, rivieren, stedelijk gebied.
Aalscholvers broeden in kolonies, in het binnenland in moerasbossen maar aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Door de uitwerpselen van de aalscholvers, rijk aan bijtende zuren, sterft de vegetatie in de broedgebieden meestal een zekere dood, evenals de bomen waarin de nesten worden gemaakt. In de kolonie hangt een sterke vis- en guanolucht. Het voedsel wordt gezocht in diep en ondiepe, voedselrijke wateren.
Duikt naar vis. Na het vissen spreiden ze op de kant van de oever of in een boom hun vleugels, om deze te laten drogen.
Indien vogels wegtrekken verspreiden ze zich over continentaal Zuid-Europa.
Nederlandse broedvogels blijven in de omgeving van het broedgebied, maar de meeste trekken weg naar Frankrijk of Spanje, soms ook naar andere gebieden.
De toename van de aalscholver sinds 1970 hangt samen met betere bescherming, groter aanbod aan bejaagbare vissoorten en gedragsaanpassing (sociaal foerageren).
Sinds 1970 is de aalscholverpopulatie fors toegenomen, na eerder door een diep dal gegaan te zijn. De stand heeft zich sinds de jaren '90 min of meer gestabiliseerd rond de 19.000 tot 20.000 paren. Deze broeden voornamelijk in het IJsselmeergebied, het rivierengebied en in de plassen- en merengebieden.
Jaarvogel. Vrij talrijke broedvogel; doortrekker en wintervogel in (vrij) groot aantal.
(Great) Cormorant , Phalacrocorax carbo.
Pelecaniformes
Aalscholvers (Phalacrocoracidae)
Januari- mei
3-4(5)
Meestal één legsel
Lang met haakpunt.
Met zwemvliezen.
Zit vaak met de vleugels gespreid. Tijdens de vlucht valt het op dat de vleugels bijna in het midden zitten; een sigaar met vleugels. Zwemmend in het water valt meestal alleen de kop en de lange nek op. Het lichaam ligt diep in het water.
Vis
© Copyright 2021 - Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid | Realisatie: Cosly.com