Natuur, ondernemen en recreëren gaan goed samen. Met wat spelregels. OZHZ houdt daarop toezicht in de hele provincie en betrekt u daarbij.
Krooneenden zijn broedvogels van meren en plassen met een riet- of kruidenrijke oever, waarin het nest wordt gebouwd. Een rijke onderwatervegetatie, liefst van kranswieren, is een vereiste, daar deze planten de hoofdmoot van het menu uitmaken. Dierlijk voedsel als slakjes en insecten vormt slechts een aanvulling hierop. Krooneenden zijn oorspronkelijk afkomstig uit Azië, waar de soort in ondiepe steppemeren met een rijke onderwatervegetatie leeft. Pas sinds 1942 broeden krooneenden in Nederland. Aangenomen wordt dat het de krooneend naar West-Europa uitweek omdat de kwaliteit van het oorspronkelijke leefgebied sterk afnam. De Nederlandse krooneenden brengen de winter groepsgewijs door op grote open wateren, van het IJsselmeer tot in Zuidwest-Europa.
Krooneenden zijn te vinden in gematigd en mediteraan Europa. De verspreiding is erg onregelmatig en er is nauwelijks enige consistentie in te ontdekken.
Moeras, plassen.
Vrij ondiepe meren met een rijke kranswiervegetatie. Deze kranswieren zijn het belangrijkste voedsel van de krooneend, dat zo nu en dan wordt aangevuld met kleine slakken en andere waterdieren. Het kan ook zijn dat deze min of meer toevallig gegeten worden, omdat ze zich tussen het kranswier bevinden.
Grondelend, maar ook duikend zoeken ze naar voedsel in brakke en zoete wateren.
Continentaal Europa
De Nederlandse krooneenden overwinteren, zo wijst ringonderzoek uit, waarschijnlijk in Zuidwest- of Midden-Europa.
Hoewel krooneenden voedselrijk water prefereren, kan een te grote aanvoer van voedingsstoffen leiden tot het verdwijnen van de soort. Een dergelijke eutrofiëring leidt immers tot vertroebeling van het water en het verdwijnen van veel waterplanten. In de Botshol bleek dat het terugdringen van de eutrofiëring een herstel van de hoeveelheid kranswieren een toename van de krooneend tot gevolg had.
De krooneend is van origine een broedvogel van Aziatische steppemeren. Verdroging van veel van deze meren leidde tot een trek naar het westen, waarbij ons land rond 1940 werd bereikt. Vooral de Utrechts/Hollandse veenplassen en wat later de Randmeren en het Zwarte Meer waren in trek bij de soort. Een echt forse groei zat er echter niet in; lange tijd schommelde het aantal broedparen tussen de 30 en de 65. In de loop van de jaren zeventig begon het broedbestand zelfs weer te krimpen en eind jaren tachtig waren hooguit nog 15 paren over. Sinds 1990 is sprake van een kleine opleving; het huidige bestand wordt geschat op 120 tot 170 paren, die broeden in de Botshol, de Vinkeveense Plassen en de nabije Demmerikse Polder en de Zevenhuizerplas bij Rotterdam. De Randmeren van de Flevopolder en het Reeuwijkse Plassengebied zijn ook zeer kansrijke gebieden geworden, sinds waterkwaliteit hoog op de agenda van het natuurbeheer staat.
Jaarvogel. Zeer schaarse broedvogel; doortrekker en wintervogel in zeer klein aantal.
Red-crested Pochard , Netta rufina
Anseriformes
Eenden (Anatidae)
Eind april - juli
6 - 12
1
Koraalrode eendensnavel.
Oranje/rode poten met zwemvliezen.
Koraalrode snavel en geeloranje kop.
Plantaardig voedsel, hoofdzakelijk kranswieren.
© Copyright 2022 - Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid | Realisatie: Cosly.com